De oude kerndoelen waren ambachtelijk en gedetailleerd geformuleerd en boden daarmee meer handreiking voor een curriculum. Leerlijnen voor de verschillende jaren waren er duidelijk uit te destilleren. Ze waren richtinggevend voor de hier geformuleerde doorlopende leerlijnen. De leerlijnen honoreren het ontwikkelen van de kunstdiscipline specifieke kwaliteiten van theater en spel. Ze geven een indicatie van mogelijke ontwikkelingen die jongeren realiseren tijdens hun schoolloopbaan. Ontwikkelingen zijn afhankelijk van ieders spelmogelijkheden, van begeleidende docentkwaliteiten en leer- en groepsprocessen. De kunsten kennen geen lineaire ontwikkelingswegen.
Verbeelding is niet te toetsen.
Zonder verbeelding kan niemand spelen. Intensiteit en inventiviteit op de spelvloer, lumineuze vondsten. Sprekende ogen van spelers. Mee komen in een improvisatie. Aangaan van wat de ander aanreikt. Allemaal signalen van verbeelding. Toets deskundigen stelden, dat deze niet meetbaar zijn. Meetbaar is slechts wat is vormgegeven. Verbeelden telt daarom niet mee in de beoordeling. We willen hier benadrukken dat uitgaan van en aansluiten bij de verbeelding, belangrijk is. Evenals het honoreren en benoemen van eerdere signalen. Dit is noodzakelijk is voor ontwikkeling van spelkwaliteit. Enkel spelen vanuit aangereikte verbeelding is contraproductief voor ontwikkeling van verbeelding. Het houdt spelers afhankelijk van anderen (docent of medespeler). Werkelijk spelen maakt het onmogelijk. Intuïtie, inspiratie en impulsen krijgen immers nauwelijks kansen. Verbeelding verdient daarom apart aandacht. Om samenhang tussen speels spel en de oude kerndoelen in beeld te brengen vermelden we tussen haakjes het betreffende element van het spelkwintet.
Domein A: Spelen (instrument, – inzicht en – samenspel)
Leerlingen
1. passen hun non-verbale en verbale uitingsmogelijkheden zowel afzonderlijk als in samenhang in spel toe.
2. onderscheiden tijdens hun spel spelgegevens van elkaar, zoals: rol, actie, ruimte, plaats, verhaal, tijd, motief.
3. combineren tijdens het spel spelgegevens met elkaar.
4. spelen functioneel in op het spel van anderen.
5. geven voorzetten waar medespelers functioneel op kunnen reageren.
Domein B: Vormgeven (vormgeving)
Leerlingen
6. geven een rol en een spel vorm met dramatische middelen en attributen. Daarbij kunnen zij:
- bronnen gebruiken zoals situaties, verhalen, teksten, gevoelens en ervaringen (verbeelding);
- structuur aanbrengen door middel van handeling, motief, plaats, tijd
begin, midden, eind – en hoogtepunt; - eenvoudige materialen gebruiken zoals lappen en blokken.
Domein C: Presenteren (vormgeving)
Leerlingen
7. passen de vaardigheden uit de domeinen Spelen en Vormgeven functioneel toe in een optreden voor publiek.
Domein D: Beschouwen (inzicht)
Leerlingen
8. geven bij een presentatie van anderen aan of bepaalde, van tevoren opgegeven theatrale middelen gebruikt zijn.
Theatrale middelen in dit verband zijn:
- non-verbale en verbale uitingsmogelijkheden;
- spelgegevens;
- ensceneringtechnieken;
- materiële vormgevingsmiddelen.
9. geven bij een zelfgekozen televisieprogramma aan welke theatrale middelen zijn gebruikt.
10. reflecteren volgens van tevoren aangegeven aandachtspunten op de dramatische vormgeving:
- die zijzelf toegepast hebben;
- die medeleerlingen hebben toegepast;
- die theatermakers hebben toegepast
11. hebben, mede naar aanleiding van praktische voorbereidende activiteiten, ten minste één voorstelling bezocht op het gebied van theater en daar aan de hand van tevoren opgegeven aandachtspunten verslag van gedaan.
Wellicht zijn de kerndoelen inmiddels weer vervaagd, is er weer meer vrijheid en zijn er minder strikte leerlijnen.
Op Ludische- pedagogie spreek ik van richtingaanwijzers , beseffend dat een richtaanwijzer er zelf nooit komt.
Ubbergen , update winter 2021