We reiken hier met enige aarzeling richtingaanwijzers voor het speelveld aan. Beseffend dat je wel weet waar je vandaan gaat als je gaat spelen, maar niet weten kunt waar je terecht komt als je werkelijk speelt. Het Kunstvak theater vraagt om training van het ambacht en dan zijn leerlijnen bruikbaar. Voor ludisch spel kunnen ze een obstakel zijn als je ze dwingend hanteert. Zie ze als een aanwijzen welke richting je op wilt, zodat jongeren enig vermoeden hebben van wat er komen gaat. Laat tevoren helder zijn of ze vrij zijn te spelen of dat nu training van een onderdeel aan de orde is. Gebruik onderstaande indien behulpzaam ook als munitie bij aanvallen van ouders, schoolbesturen, teamgenoten, inspectie e.a. ongelovigen. Spel kun je niet ernstig genoeg nemen en dus ook de spelbrekers die willen voorkomen dat je bij tijd en wijle met je spelers vertoeft in het Rijk der Verbeelding.



We reiken hier met enige aarzeling richtingaanwijzers voor het speelveld aan. Beseffend dat je wel weet waar je vandaan gaat als je gaat spelen, maar niet weten kunt waar je terecht komt als je werkelijk speelt. Het Kunstvak theater vraagt om training van het ambacht en dan zijn leerlijnen bruikbaar. Voor ludisch spel kunnen ze een obstakel zijn als je ze dwingend hanteert. Zie ze als een aanwijzen welke richting je op wilt, zodat jongeren enig vermoeden hebben van wat er komen gaat. Laat tevoren helder zijn of ze vrij zijn te spelen of dat nu training van een onderdeel aan de orde is. Gebruik onderstaande indien behulpzaam ook als munitie bij aanvallen van ouders, schoolbesturen, teamgenoten, inspectie e.a. ongelovigen. Spel kun je niet ernstig genoeg nemen en dus ook de spelbrekers die willen voorkomen dat je bij tijd en wijle met je spelers vertoeft in het Rijk der Verbeelding.
Richtingaanwijzers
Onderstaande richtingaanwijzers beogen een ontwikkeling van jongeren, die idealiter is ingezet op de Basisschool nu een vervolg krijgen en vervolgens in het vervolg onderwijs uitmonden zoals LuPe beschrijft.
Jongeren :
Vergroten hun voorstelling- en inlevingsvermogen voorbij het bekende, gebruiken hun verbeelding en gaan veilige redeneer paadjes te buiten. Ze onderscheiden spel en werkelijkheid om hen heen en in de media.
Hanteren hun fysiek bewustzijn meer in het leven van alledag (your imago is your best amigo). Ze kijken en luisteren naar elkaar en geven betekenis aan non verbaal gedrag zegswijze, stemkleur/kracht/toon. Beseffend dat iedere betekenisgeving een persoonlijk kleur bekennen impliceert.
Respecteren nieuwe of vreemde werelden/andere interpretaties en de ideeën en actiepogingen van anderen.
Interpreteren de expressie (non-verbaal en verbaal) van anderen in het dagelijks leven en maken onderscheid tussen het reageren vanuit zichzelf en vanuit de ander. Ze bevragen het onderling communiceren en samenwerken, vanuit het reflecteren hierop en respecteren elkaars doen en laten.
Bovendien
Geven ze opbouwende feedback ( tops, tips).
Geven ze betekenis aan fysiek ingenomen standpunten en onderlinge afstanden of bevragen deze.
Roepen abstracte informatie in concrete beelden tot leven roepen (zien/ervaren wat je weet) en herkennen het situationeel bepaald zijn van communicatie. Ze hanteren bij tijde communicatie bewust situationeel.
Bevragen, interpreteren en verwerken informatie en bedenken alternatieve mogelijkheden. Ze reiken ideeën aan op verschillende terreinen. Ze gaan op eigen niveau op weg vanuit enkele richtingaanwijzers.
Zodat zij zoals Michel de Montaigne kunnen zeggen:
Omdat ik de toevalligheden niet kan sturen, stuur ik mezelf
en richt ik me ernaar als zij zich niet naar mij richten
Mogelijke leerlijnen voor 12 – 18 jarigen
Deze site is bedoeld voor onderbouw VO, toch schrijven we eveneens leerlijnen voor de bovenbouw. Dit vanwege de bijdrage die het vak levert aan ieders ontwikkeling. We vermelden per kernelement de ontwikkelingsmogelijkheden. Kunst (educatie) is er immers om de Levenskunst. Soms is het handig terug te kijken op doelen die er voor het basisonderwijs worden gesteld om te ontdekken wat er ontbreekt aan vaardigheden die een verdere ontwikkeling belemmeren.
Verbeelding is niet te toetsen, hoor je vaak.
Tja zonder verbeelding kan niemand spelen.
Intensiteit en inventiviteit op de spelvloer, lumineuze vondsten, sprekende ogen van spelers, mee komen in een improvisatie, aangaan van wat de ander aanreikt. Het zijn allemaal signalen van verbeelding voor begeleiders theater. Verbeelding verdient daarom apart aandacht. Enkel spelen vanuit aangereikte verbeelding is niet alleen contraproductief voor de ontwikkeling van verbeelding, het houdt spelers afhankelijk van anderen (begeleider of medespeler), het maakt werkelijk spelen onmogelijk.
Verbeelding
Jaar 1 vmbo/mavo/havo/vwo
(voortbordurend op het basisonderwijs , zie aldaar)
De jongeren kunnen met betrekking tot voorstellingsvermogen:
– bronnen gebruiken als eigen situaties, gevoelens en ervaringen;
verhalen, radio, televisie, film, gamewereld.
De jongeren kunnen met betrekking tot fantaseren:
– bronnen aanboren door associatie op gegevens, uitwisselen van eigen ideeën en het combineren van delen uit de werkelijkheid tot een nieuwe spelwerkelijkheid;
– bewust werkelijkheid van spelwerkelijkheid scheiden.
Jaar 2 vmbo/mavo/havo/vwo (de vorige +)
De jongeren kunnen:
– eenvoudige toneelteksten gebruiken als spelgegeven.
– herkennen in een verbeelde werkelijkheid een metafoor van de realiteit;
– hun eigen verhalen, ervaringen, situaties vormgeven in spel.
Jaar 3 vmbo/mavo/havo/vwo (de vorige +)
De jongeren kunnen:
– teksten omzetten in spelbeelden;
– literaire verhalen en dialogen gebruiken als spelgegeven.
Vervolg
Jaar 4 vmbo/mavo/havo/vwo (de vorige +)
De jongeren kunnen:
– passende spelbeelden associëren voor een eigen voorstelling;
– een thema omzetten in spelbeelden die leiden tot een eigen voorstelling;
– actuele gebeurtenissen gebruiken als spelgegeven/verwerken in een voorstelling;
– presentatie van andere kunstdisciplines gebruiken als spelgegeven.
Jaar 5 havo/vwo (de vorige +)
De jongeren kunnen:
– passende spelbeelden associëren voor een specifieke doelgroep voorstelling;
ontwerpen om een sociaal of maatschappelijk thema te onderzoeken;
– ideeën ontwikkelen om een locatie als spelomgeving te gebruiken;
eigen spel en dat van anderen te verbeteren.
Jaar 6 vwo (de vorige +)
De jongeren kunnen:
– een reële en irreële verbeelding afwisselend oproepen in scènes en zodoende vervreemding voor toeschouwers bewerkstelligen;
– spelen met de relatie tussen werkelijkheid en spelwerkelijkheid in presentaties voor publiek;
– abstracte opdrachten omzetten in speelbare beelden;
– meer kunstvormen gebruiken/toepassen binnen een voorstelling.
Ontwikkeling
Jongeren ontwikkelen hierdoor hun voorstellings- en inlevingsvermogen, waardoor zij (eigen) bronnen kunnen hanteren voor spel/theater. Velen zijn de mening toegedaan dat verbeelding niet te toetsen is, waardoor het vaak onvoldoende trainingsaandacht krijgt. Door niet expliciet spelers te oefenen in het aanboren van de verbeelding, blijven vele afhankelijk van de enkeling die altijd wél ideeën heeft. Ook de spelkwaliteit blijft in gebreke, als een speler zich niet de rol en de situatie kan voorstellen, die zij speelt. Medespelers krijgen niet de juiste acties en reacties, spelers spelen bedacht en vertragen daardoor het ritme, de timing. Samen geven deze richtingaanwijzers enig richtingsgevoel binnen spel, en het kunnen kiezen van geschikte bronnen om een spel vorm te geven.
Impliciet
Impliciet biedt spel een bijdrage aan waarnemingsvermogen in het alledaagse leven
De jongeren:
– luisteren naar elkaar;
– hebben respect voor de ideeën van anderen;
– kunnen
spel en werkelijkheid onderscheiden;
met lef hun verbeelding gebruiken, en bewandelen niet altijd het veilige paadje;
– vergroten hun voorstellings- en inlevingsvermogen.
Daarenboven kunnen jongeren:
– genuanceerd waarnemen;
– vraagtekens plaatsen bij eigen definiëringen ofwel interpretaties van waarnemingen;
– waarnemingen relateren aan contexten;
– het voorstellings- en inlevingsvermogen vergroten aangaande abstracte informatie.
Instrument
Jaar 1 vmbo/mavo/havo/vwo
(voortbordurend op het basisonderwijs , zie aldaar +)
De jongeren kunnen:
– stem, beweging en mimiek vergroten en versterken;
– spelsituaties uitbeelden met behulp van houding, beweging, mimiek en stem;
– taal en stem vanuit rolintentie en/of emotie inzetten;
– houding, gebaren en mimiek vanuit rolintentie en/of emotie inzetten;
– dit alles consequent vasthouden gedurende een scène van vijf minuten.
Jaar 2 vmbo/mavo/havo/vwo (de vorige +)
De jongeren kunnen:
– de beweging, houding, mimiek, tekst en stem van een rol in samenhang vanuit intenties en/of emoties hanteren;
– dit alles consequent vasthouden gedurende een scène van vijf tot tien minuten.
Jaar 3 vmbo/mavo/havo/vwo (de vorige +)
De jongeren kunnen:
– nuances aanbrengen in de beweging, houding, mimiek, tekst en stem (tempo, volume, intonatie) van een rol vanuit intenties en/of emoties;
– keuzes maken in hun spelactie vanuit gevoel voor stilering en dramatisch inzicht;
– bij voordracht blijven letten op volume, articulatie, intonatie (emotie), tempo, timing en intentie;
– zijn zich bewust van het publiek en hun werking op het publiek.
– zich beperken in hun spelactie vanuit gevoel voor stilering en dramatisch inzicht;
Vervolg
Jaar 4 vmbo/havo/vwo (de vorige +)
De jongeren kunnen:
– in handelingen en beweging gedetailleerd ruimtes suggereren;
– een rolkarakter fysiek vormgeven in houding, handelingen, bewegingen en mimiek;
laten doorklinken in stemgebruik door middel van tempo, pauzering, intonatie, ritme, intensiteit, klankkleur;
– een personage samenhangend gedetailleerd fysiek vormgeven;
– gedurende een scène van tien tot vijftien minuten consequent een personage volhouden;
– bewust hun eigen fysieke positie hanteren ten opzichte van hun medespelers en de speelruimte.
Jaar 5/6 havo/vwo (de vorige +)
De jongeren kunnen:
– een rolkarakter genuanceerd in houding, beweging, mimiek en stem vormgeven;
vasthouden in een presentatie van vijftien minuten;
– zeer verschillende personages in stem, beweging en mimiek overtuigend vormgeven;
– stem, beweging en mimiek aanpassen aan een bepaalde speelstijl.
Ontwikkeling
Samen geven deze leerlijnen gestalte aan:
– het bewust gebruikmaken van stem, taal, houding, beweging en mimiek in spel
– het toepassen van non-verbale (mimiek, gebaren, houding) en verbale uitingsmogelijkheden (taal- en stemgebruik) zowel afzonderlijk als fysiek in samenhang in spel;
– het vormgeven aan kenmerken van een rol door middel van houding, bewegingspatroon, stemgebruik, taalgebruik, emoties, handelingspatroon.
– de aandacht gericht houden op de eigen rol, de vorm te geven situatie, zichzelf, de medespelers, het speelvlak en de toeschouwers;
Jongeren ontwikkelen hierdoor hun expressievermogen, waardoor zij gearticuleerd kunnen spelen.
Impliciet
Zij ontwikkelen impliciet de motorische competenties.
De jongeren:
– hanteren ‘podiumaanwezigheid’: durven staan voor een groep, durven spelen met de ruimte die ze innemen;
hun fysiek bewustzijn in het leven van alledag;
– beseffen dat ze houdingen, bewegingen, mimiek, klankkleur, intonatie en stemmingen van anderen interpreteren;
Daarenboven ontwikkelen jongeren impliciet hun fysiek bewustzijn en hun vrijheid in bewegen en spreken in het leven van alledag.
– ze interpreteren houdingen, bewegingen en mimiek van anderen;
klankkleur, intonatie en stemmingen in een stem van anderen;
– ze hanteren een grotere mate van vrijheid in het alledaagse bewegen en spreken.
Samenspel
Jaar 1 vmbo/mavo/havo/vwo
(voortbordurend op het basisonderwijs , zie aldaar +)
De jongeren kunnen:
– tijdens spel
de eigen rol en de eigen actie plaatsen binnen de spelcontext;
in rol reageren op elkaars rol binnen de spelcontext;
– voorzetten geven waar medespelers functioneel op kunnen reageren.
Jaar 2 vmbo/mavo/havo/vwo (de vorige +)
De jongeren kunnen:
– tijdens het verloop van een spel spelgegevens als rol, actie, ruimte en plaats in samenhang hanteren;
– zodanig inspelen op het spel van anderen dat de interactie het spelverloop bepaalt.
Jaar 3 vmbo/mavo/havo/vwo (de vorige +)
De jongeren kunnen:
– tijdens spel houding, beweging, mimiek en stem nuanceren vanuit de rolintenties en emoties van medespelers;
– non-verbaal in rol blijven, wanneer de focus bij een andere speler ligt;
– zodanig timen en inspelen op het spel van anderen, dat spelspanning voelbaar wordt;
– tijdens het verloop van een spel spelgegevens als rol, actie, ruimte, plaats en verhaal hanteren vanuit dramatisch inzicht en richten op interessante spelontwikkeling;
– timing en spanningslijnen hanteren in het samenspel.
Vervolg
Jaar 4 vmbo/mavo/havo/vwo (de vorige +)
De jongeren kunnen:
– rolgetrouw acties ondernemen, die reacties van medespelers uitlokken;
– rolacties van anderen interpreteren, incasseren en verwerken;
– getrouw het rolkarakter reageren op andere personages;
– betekenisvol reageren op spelaanzetten van tegenspelers;
– schakelen in emoties en status, wanneer het spelverloop dit vraagt;
– een spanningsopbouw aanbrengen in een samenspel;
– zich bewust zijn van de uitwerking die zij hebben op de toeschouwers, kunnen daarmee ’spelen’.
Jaar 5/6 havo/vwo (de vorige +)
De jongeren kunnen:
– ondersteunend spelen, zodat de focus bij de ander komt te liggen;
– de aandacht van de toeschouwers richten op de eigen rol;
– stiltes betekenisvol hanteren in een samenspel;
– de rode draad in een improvisatie helder houden;
– via eigen rolacties medespelers bijsturen en de spelrichting helder houden;
– zelfstandig met medespelers een improvisatievoorstelling ontwikkelen;
– interactief spelen op reacties uit het publiek.
Ontwikkeling
Jongeren ontwikkelen hierdoor gedurende hun schoolloopbaan hun vermogen tot samenspelen. Samen geven deze leerlijnen gestalte aan:
– richten van de aandacht op hun rol, de vorm te geven situatie, zichzelf en de medespelers;
– al improviserend een rol spelen op basis van informatie over rollen, situatie en verhaalelementen;
– combineren van spelgegevens met elkaar tijdens het spel;
– functioneel inspelen op het spel van anderen;
– voorzetten kunnen geven, waarop medespelers functioneel kunnen reageren.
– tijdens spel opgegeven spelgegevens (rol, actie, plaats/ruimte, verhaal, motief) geïntegreerd gebruiken;
Vervolg
– zowel ingestudeerd en improviserend functioneel inspelen op het spel van anderen;
– spelgegevens combineren en toepassen en daarbij gebruikmaken van timing, en verandering in stemgebruik en bewegingspatroon;
– de interactie tussen personages intensiveren door middel van actie en reactie;
– in spel een sociaal of maatschappelijk vraagstuk analyseren en onderzoeken.
– richten van de aandacht op hun rol, de vorm te geven situatie, op zichzelf en de medespelers;
– al improviserend een rol spelen op basis van informatie over rollen, situatie en verhaalelementen;
– combineren van spelgegevens met elkaar tijdens het spel;
– functioneel inspelen op het spel van anderen;
– voorzetten geven waar medespelers functioneel op kunnen reageren.
Impliciet
Impliciet ontwikkelen ze zich sociaal emotioneel, ze
– onderscheiden het reageren in rol en het reageren als persoon op elkaar;
– halen elkaar niet uit het spel, door niet in rol te blijven tijdens het spel;
– respecteren elkaars spelpogingen en lachen elkaar niet uit;
– houden zich aan gemaakte afspraken;
– communiceren onderling helder
– geven op een opbouwende manier feedback (geven eerst tops, daarna tips).
– erkennen elkaars kwaliteiten zetten zich in in een samenwerkingsproces
– respecteren elkaars spelpresentaties en zijn als publiek stil;
– reflecteren op eigen spel, samenspel, samenwerking, taakverdeling;
– geven op een opbouwende manier feedback (eerst tops, daarna tips);
– geven feedback vanuit ik boodschappen (ik interpreteer jouw spel als….);
– gaan constructief om met feedback;
– zetten de ontvangen feedback in om hun presentatie te verbeteren.
Vormgeving
Jaar 1 vmbo/mavo/havo/vwo
(voortbordurend op het basisonderwijs , zie aldaar +)
De jongeren kunnen:
– Wie, Wat en Waar in spel herkenbaar vormgeven;
– Wanneer vormgeven;
– Waarom toepassen in een speelscène;
– een rol opbouwen en durven expressief te spelen;
– attributen, lappen, blokken en verkleedmateriaal selectief gebruiken vanuit de
– een zelfstandig vormgegeven scène presenteren aan groepsgenoten.
Jaar 2 vmbo/mavo/havo/vwo (de vorige +)
De jongeren kunnen:
– na overleg zelfstandig structuur in een scène aanbrengen wat betreft begin, aandacht vragend midden (hoogtepunt) en effectief einde;
– een aangereikte (of bijgeschaafd eigen idee) en begeleide scène helder vormgeven in rolhandeling en motief.
Jaar 3 vmbo/mavo/havo/vwo (de vorige +)
De jongeren kunnen:
– zelfstandig een verhaal opbouwen met een duidelijk begin, een motorisch moment, een aandacht vragend midden en effectief einde en helder uitspelen;
– na overleg structuur aanbrengen in een scène, door middel van handeling en motief, en vanuit de bedoelingen de scène helder uitspelen;
spelvormgeving wat betreft ruimtegebruik (mise-en-scène, décor en attributen);
– in een presentatie min of meer karakter – emotie – intentie van een personage herhalen en daarmee eenzelfde samenspel realiseren als in de eerste versie;
– bij voordracht blijven letten op volume, articulatie, intonatie, tempo, emotie en intentie;
– vormgevingsmiddelen (decor, attribuut, kostuum, film) betekenisvol hanteren;
– een vormgegeven scène presenteren aan publiek.
Vervolg
Jaar 4 vmbo/mavo/havo/vwo (de vorige +)
De jongeren kunnen:
– een rol uitbouwen tot een geloofwaardig personage met emoties, karaktertrekken, leeftijd en sociale status;
– symbolen betekenisvol hanteren in een scène;
– attributen selecteren voor het te spelen spel en deze betekenisvol hanteren;
– een mise-en-scène vanuit beoogde bedoelingen hanteren;
– de betekenis van de verschillende speelvlakken beseffen en hanteren;
– muziek betekenisvol inzetten in een scène en meenemen in het eigen spel;
– vormgevingsmiddelen (grime, geluid, licht, camera, pc) betekenisvol hanteren
– voorstellingen spelen voor publiek;
– een verhaal dramatiseren;
– andere kunstvormen betekenisvol inzetten binnen een scène/voorstelling/presentatie (zoals muziek, beeldende kunst, bewegingskunst, et cetera).
Jaar 5 havo/vwo (de vorige +)
De jongeren kunnen
– adequaat decor ontwerpen en realiseren met eenvoudige middelen;
– kostuums kiezen op rolkarakter – speelstijl en historische besef;
– een passend lichtplan ontwerpen voor een scène;
– spelbeelden selecteren vanuit esthetisch gevoel;
– een (eigen) dialoog vormgeven in speelstijl, kostuum, decor, licht, geluid;
overtuigend spelen;
– een (eigen) monoloog vormgeven in speelstijl, kostuum, decor, licht, geluid;
overtuigend spelen;
– een rol binnen verschillende speelstijlen overtuigend invullen;
– een presentatie meerdere keren min of meer letterlijk herspelen;
– de dramatische vormgeving zo inzetten dat dit ondersteunend werkt in de communicatie richting het publiek;
– filmopnames maken van scènes.
Jaar 6 vwo (de vorige +)
De jongeren kunnen
– zelfstandig een voorstelling ontwerpen, vormgeven en presenteren;
– meerdere verhaallijnen in een voorstelling hanteren;
– spelen op locatie en gebruikmaken van de daar geboden mogelijkheden;
– een voorstelling afstemmen op en spelen voor specifieke doelgroepen;
– elkaar regisseren.
Ontwikkeling
De jongeren ontwikkelen hierdoor gedurende hun schoolloopbaan hun vormgevingsvermogen en overdrachtskwaliteiten, waardoor ze kunnen communiceren met publiek door middel van spel
Samen geven deze leerlijnen gestalte aan:
– gebruikmaken van middelen als decor, rekwisieten, kleding en schmink;
– vormgeven van een rol met dramatische middelen en attributen;
– gebruikmaken van bronnen als situaties, verhalen, teksten, gevoelens en ervaringen;
– structuur aanbrengen door middel van handeling, motief, plaats, tijd begin, midden, hoogtepunt en einde;
– functioneel toepassen van spel- en vormgevingsvaardigheden in een optreden voor publiek;
– presenteren.
– onderscheiden van spelgegevens als rol, actie, ruimte, plaats, verhaal, tijd, motief;
– aanbrengen en spelen van verschillende rolkenmerken;
Vervolg
– vormgeven van verhalen vanuit een eigen werkplan, gebruikmakend van spelgegevens;
– functioneel gebruikmaken van materiële vormgevingsmiddelen;
–opbouwen van een rol, gebaseerd op personage en dramatische ontwikkeling;
– creëren en realiseren van scènes, rekening houdend met de intentie ten opzichte van het publiek;
– toepassen van spel- en vormgevingsvaardigheden bij het optreden voor een publiek.
– functioneel toepassen van spelkwaliteiten tijdens presentaties;
– presenteren van kenmerkende theatrale uitingsvormen en tradities van westerse culturen;
en orale tradities van niet-westerse culturen;
– zelfstandig maken van een enscenering, daarbij gebruikmakend van de computer en andere moderne media, en relaties aangeven met andere kunstdisciplines;
– rekening houden met een van tevoren zelf vastgestelde intentie ten opzichte van het publiek (meeleven, boeien, ontroeren, laten nadenken et cetera);
– spelen voor groep, schoolgenoten, familie, vrienden.
Impliciet
Impliciet verruimen ze hun cognitieve inzichten.
De jongeren kunnen:
– voorbeelden voor leerstof uit diverse vakken bedenken en/of uitspelen;
– vaardigheden van spel/theater binnen andere vakken toepassen,
– inzicht in leerstof uit andere schoolvakken binnen spel/theater hanteren.
Daarenboven kunnen jongeren:
– voorbeelden (gecompliceerde) voor leerstof uit diverse vakken bedenken en/of uitspelen;
– teksten (gecompliceerde) diverse vakken vormgeven op de spelvloer;
– begrippen (gecompliceerde) uitleggen door metaforen te creëren, vanuit beleving of ervaring (dat is zoiets als …).
Inzicht
Jaar 1 vmbo/mavo/havo/vwo
(voortbordurend op het basisonderwijs , zie aldaar +)
De jongeren kunnen:
– de begrippen Wie, Wat – Waar – Wanneer en Waarom, hanteren in het voorbereiden van een scène;
– in de voorbereiding en nabespreking van een spel spelgegevens als rol, actie en verhaal van elkaar onderscheiden en benoemen.
ruimte, plaats en verhaal van elkaar onderscheiden;
– vanuit gerichte kijkopdrachten reflecteren op de vormgeving van hun verbeelding.
Jaar 2 vmbo/mavo/havo/vwo (de vorige +)
De jongeren kunnen:
– in de voorbereiding en nabespreking van een spel spelgegevens als rol, motief, actie, ruimte, plaats en verhaal van elkaar onderscheiden;
-vanuit gerichte kijkopdrachten reflecteren op de eigen vormgeving van hun verbeelding;
het gebruik van het instrument, het samenspel en de vormgeving (theatrale middelen), waarmee groepsgenoten hun verbeelding uitspelen;
– professionele vormgeving in een (jeugd)theatervoorstelling interpreteren.
– de begrippen spanningsopbouw (Wat), Wanneer en Waarom (drijfveer, intentie) hanteren in het voorbereiden van een scène;
– bij een televisieprogramma aangeven welke theatrale middelen er zijn gebruikt;
– professionele vormgeving in een (jeugd)theatervoorstelling interpreteren.
Jaar 3 vmbo/mavo/havo/vwo (de vorige +)
De jongeren kunnen:
– de functies van spel/theater in het gewone leven aangeven en voorbeelden geven
– volgens van tevoren aangegeven aandachtspunten reflecteren op de vormgeving die theatermakers hebben toegepast;
– verslag doen van een voorstelling (mede naar aanleiding van praktische voorbereidende activiteiten) met gebruikmaking van theaterbegrippen;
– aan theater gerelateerde beroepen als toneelschrijver, acteur, regisseur, toneelrecensent, decorbouwer en belichter plaatsen;
– kennen de mogelijkheden van spel/drama/theater als vrijetijdsbesteding.
Vervolg
Jaar 4 vmbo/mavo/havo/vwo (de vorige +)
De jongeren kunnen:
– de functies van drama in het gewone leven aangeven en voorbeelden geven;
– dramatische technieken benoemen die gebruikt worden bij televisieprogramma’s;
– de betekenis van vormgevingsaspecten in school- en tv-voorstellingen herkennen en aangeven met welk doel deze worden gebruikt;
– kenmerken van theatrale uitingsvormen en (orale) tradities benoemen van (niet-)westerse culturen;
– andere kunstdisciplines relateren aan drama en hun mogelijke functies toelichten;
– professionele vormgeving in een jeugdvoorstelling interpreteren;
– kennen de mogelijkheden van drama/theater als vrijetijdsbesteding
Jaar 5-6 havo/vwo (de vorige +)
De jongeren kunnen:
– reflecteren op, en hebben enig inzicht in vormen van spel/theater uit eigen en andere culturen; uit de theatergeschiedenis; uit andere theatertradities; in interdisciplinaire kaders; in het dagelijks leven.
– informatie verstrekken over een eigen gerealiseerde voorstelling.
Ontwikkeling
De jongeren ontwikkelen hierdoor gedurende hun schoolloopbaan inzicht in hun eigen handelen tijdens drama/theater en het handelen van acteurs tijdens voorstellingen. Daarnaast ontdekken ze samenhang tussen spel en vormgeving op de vloer.
Samen geven deze leerlijnen gestalte aan: relaties leggen tussen
– spel en de dagelijkse werkelijkheid;
– het eigen spel en dat van anderen;
– eigen spel en dat van professioneel jeugdtheater;
– herkennen van behandelde theatrale middelen (non-verbale en verbale uitingsmogelijkheden, spelgegevens, ensceneringtechnieken, materiële vormgevingsmiddelen) in voorstellingen;
– benoemen van theatrale middelen in een televisieprogramma;
– reflecteren op de dramatische vormgeving die zijzelf, groepsgenoten of theatermakers hebben toegepast;
Vervolg
– schrijven van een voorstellingsverslag (mede naar aanleiding van praktische voorbereidende activiteiten) aan de hand van tevoren opgegeven aandachtspunten.
– beschouwen van het eigen spel en dat van anderen;
– verslag doen van een theaterbezoek;
– gebruiken van vaktermen om de theatrale vormgeving te beschrijven;
– benoemen van dramatische technieken die gebruikt worden op televisie en andere media;
– doel noemen van een bepaald dramatisch aspect in een televisieprogramma;
Impliciet
Impliciet ontwikkelen ze hun creatieve vermogens.
De jongeren kunnen:
– informatie bevragen en verwerken;
– alternatieve mogelijkheden bedenken en verwerken;
– ideeën aanreiken op verschillende terreinen, wat betreft plan van aanpak en planning.
Daarenboven kunnen jongeren:
– vanuit verworven inzichten enigszins een eigen weg gaan.
Interdisciplinair werken
Spel en maatschappij
– benoemen van kenmerkende theatrale uitingsvormen en tradities van westerse culturen; orale tradities van niet-westerse culturen;
– aangeven wat de functies van spel en vormgeven zijn in het gewone leven en daarvan voorbeelden noemen;
Spel en geschiedenis
– in grote lijnen de westerse theatergeschiedenis aangeven
Spel en de andere kunsten
– benoemen van drie andere kunstdisciplines en hun functies in de eigen directe omgeving;
– aangeven van toepassing
op tv van andere kunstdisciplines en hun functies ervan toelichten;
in een bezochte theatervoorstelling (cabaret, musical, theater etc) van andere kunstdisciplines en hun functies ervan toelichten;
– zich praktisch en theoretisch voorbereiden op een bezoek aan een voorstelling waarin meer kunstdisciplines aan de orde komen;
– schriftelijk verslag doen van de diverse kunstdisciplines in de voorstelling.
Spel en privé leven
– aangeven en aanwijzen van theatrale conventies, evenals de betekenissen die ze kunnen oproepen;
– benoemen van de onderlinge samenhang tussen de belangrijkste theatrale begrippen;
– informatief beschrijven van een toneelvoorstelling;
– aangeven met welke theatrale middelen de inhoud is vormgegeven;
– geven van een eigen mening over de effectiviteit van theatrale middelen;
– publiek van de nodige informatie over een eigen voorstelling voorzien.
Op LuPe vindt je bij de Moed om creatief te zijn, richtingaanwijzers voor de spelers na het V.O. zodat je ziet waarheen ludisch spel leiden kan.
Ubbergen, update winter 2021