‘Op school zag ik mijn eerste stuk. Twee oude Chinezen ontmoeten elkaar na lange omzwervingen en barre klimtochten boven op een bergtop, waar ze elkaar na jaren weer in de armen sluiten.
De berg was een houten ladder, van dat soort dat aan twee kanten sporten heeft.
Ik begreep dat toneel echt spel was, waarbij de kijker meespeelt.
Dat een ladder dankzij acteurs een berg werd, en dankzij mijzelf. Een echtere berg dan een namaakberg.’

Judith Herzberg

Vanuit kijken naar elkaars spel ontdekken jongeren spelmatige wetmatigheden en leren ze vondsten  benoemen. Dit versterkt het kijken naar professioneel jeugdtheater. Je leert kijken, simpelweg door veel te kijken. Naarmate ze theatertaal  verstaan, krijgt wat ze zien, horen en beleven, méér betekenis. Beeld, klank en beweging is veel meer dan woorden bevatten. Ter verwerking laat je fragmenten naspelen, erop variëren en nabespreken.

Voorstellingen zijn erg verschillend en moeilijk te categoriseren. Ieder seizoen biedt een nieuw aanbod,  hieronder staan globale adviezen. Het bezoeken van een voorstelling heeft verschillende bedoelingen. Staat het beleven en begrijpen van de inhoud centraal? Is het bespreken op vormgeving vooral de focus?

Basisschool

Wat heb je gezien, waaraan zag je dat?
Waar gaat de voorstelling over? Dit is veelal de verhaallijn.
Wie waren de belangrijkste personages en waaraan merkte je dat?
Was er een overheersende sfeer in de voorstelling? Hoe kwam dat?

Onderbouw van het vo (= de vorige vragen +)

Wat zegt de voorstelling jou? Hoe waardeer je de voorstelling en waarom?
Wat was de bedoeling van de makers? Is er iets dat speciale indruk maakte?
Dit is aangrijpingspunt om ergens dieper op door te gaan.

Tweede fase van het vo (= de vorige vragen +)

Welke intenties of emoties kleurden de belangrijkste personages? Hoe werden die jou duidelijk? Wat zeggen jou de intenties of emoties?
Wat vind je van de vormgeving van het spel, de kostuums, het decor? Hoe versterken die de zeggingskracht van de voorstelling? Wat vind je van de vormgeving wat betreft licht en ge­luid? Hoe versterken die de zeggingskracht van de voorstelling?
Waarin onderken je de visie van de regisseur? Herken je de interpretaties van een recensent en welk commentaar zou je wie (regisseur, recensent, acteur) willen geven?

Zoveel hoofden zoveel zinnen

Sommige vragen krijgen bij onderlinge uitwisseling in de groep een aanvullende vraag.
Hebben jullie allemaal hetzelfde in de voorstelling gezien, of zijn er verschillen?
Is ieder het erover eens, onderkennen jullie de verschillen?
Kunnen jullie de andere wijzen van kijken invoelen en begrijpen? Verandert of versterkt jouw waardering onder invloed van de verschillende interpretaties van groepsleden?
Zijn hierin grote verschillen in de groep, waaruit komen die voort?
Jongeren ontdekken zodoende het verschil tussen kijken, interpreteren en associëren.

Specifieke voorstelling

Als je van een voorstelling de specifieke vormgeving wilt bespreken, bereid je dit natuurlijk op maat ervan voor. Iedere voorstelling vraagt speciale kijkopdrachten en vragen die het bespreken verdiepen, het concreet benoemen overstijgen en terugblikken op de totale voorstelling. Vaak zijn er inleiders  te beluisteren, is er educatief materiaal ter voorbereiding of verwerking door het theatergezelschap zelf ontwikkeld.

Alternatieven

Als het niet mogelijk is met je groep naar een goede voorstelling te gaan, is een jeugdfilm een alternatief. Er zijn veel professionele jeugdvoorstellingen en jeugdfilms voorhanden, waarvoor de eerdere kijkopdrachten en vragen ook geschikt zijn. Het gaat om het doorvragen en verhelderen van antwoorden. Waar moeilijk iets over te zeggen is (bijvoorbeeld de bedoeling van de makers) formuleer je vermoedens. Deze schat je naar waarde door ze naast opmerkingen uit recensies en interviews te leggen.

Beschouwen vanuit het Spelkwintet

Verbeelding:               vertel wat je zag – hoor- voelde je en hoe interpreteerde je het.
Instrument:                benoem feiten, daden, woorden van de spelers.
Samenspel:                 wat speelde er allemaal in mee, had er invloed op, is bedoeld?
Vormgeving:               zegt de manier waarop het is vormgegeven, opge­bouwd je iets?
Inzicht:                        welke betekenis geef je eraan? Kun jij je mening toelichten?
Michael Parsons, filosoof aan de State University of Ohio, USA, schrijft in How we understand art (1987) enkele veronder­stellingen over het interpreteren van beeldende kunst door kinderen. Hij inspireerde ons tot de vertaling naar het be­schouwen van theater vanuit de deelgebieden.

Verbeelding

Op de vraag: ‘Wat heb je gezien?, volgt vaak  een herkenning of herinnering. Het theater geeft als het ware vorm aan eigen verbeelding, associaties. Gezien is er soms niet zo veel,  geassocieerd daarentegen volop. Vaak volgen er beoordelin­gen. Het gaat hen vooral om wat ze associëren, minder om wat de voorstel­ling meedeelt. Er is selec­tief gekeken, het overbrengen en opwek­ken van gevoelens en ideeën is doe­l. Een voorstelling is beter naarmate het intense gevoelens teweegbrengt en inspireert tot associ­aties. Erken eerst de gevoelens om deze en de eruit voorkomende associaties terug te koppelen en te plaatsen binnen de context van de voorstelling. Hierdoor ontstaat een zekere objectivering.

Wie nemen vrij associatief waar?

Kinderen uit onderbouw Basisschool kijken veelal zo. Ze associëren vrijuit; feitelijkheden remmen hen niet. Kinderen uit de bovenbouw en onderbouw V.O. kun je stimu­leren tot meer openheid voor het spanningsveld tussen eigen interpretatie en voorstellingsbeelden.

Instrument

De vraag: ‘Wat hebben de spelers gedaan en gezegd?’, nodigt toeschouwers uit tot meer concreetheid. Het gaat nu minder om de associaties en meer om het benoemen wat er feitelijk fysiek op de spelvloer is gedaan. Voor de beschouwing betekent dit dat we vragen theaterhandelingen en beelden te benoemen. We vragen hun onderscheid te maken tussen deze benoe­ming, de interpretatie en de waardering die de presentatie van hen krijgt. Hierdoor beseffen en erkennen zij het verschil in waardering.

Voor wie is het beschouwen vanuit concreet benoemen mogelijk?

Jongeren van de bovenbouw Basisschool leren het onderscheid tussen waarnemen en interpreteren hanteren tijdens goede nabesprekingen. Jongeren van de onderbouw-VO ontdekken dat de optelsom van ieders waarneming en interpretatie, de indivi­duele beoordeling van een presentatie te boven gaat.

Samenspel

‘Wat hebben de makers bedoeld?’ Deze vraag start het samenspel tussen toeschouwers en theatermakers. Toeschouwers erkennen dat de makers  (spelers, regisseur, schrijver) een betekenis erin gelegd hebben.  Ze raken geïnteresseerd in bedoelingen  en willen die te weten komen.
Dit betekent dat je associaties relateert aan voorstellingsaspecten. Door uitwisseling gaan ze op zoek naar mogelijke bedoelingen van de makers en erkennen dat eigen interpretatie en bedoelde betekenis niet hoeven samen te vallen. Vanuit open staan voor een andere kijk en een nieuw standpunt, komen ze meer op sporen die leiden naar de bedoelingen. Ze erkennen daarmee diens authenticiteit en originaliteit.

Voor wie is dit beschouwen moge­lijk?

In bovenbouw basisschool en onderbouw V.O. kunnen jongeren hiervoor open­staan. Het is nog niet meer dan spelen met gedachten en uitspreken van vermoedens. Jongeren uit  onderbouw-VO kunnen een eenvoudig interview met een regisseur (uit de krant of een voorstelling folder) betrekken bij een voorstelling.

Vormgeving

‘Hoe is de voorstelling opgebouwd?’ Hiermee verleg je de aandacht  naar de voorstelling zelf. Jongeren begrijpen nu kenmerken als eigenschappen van het medium theater, waarmee theatermakers ideeën en gevoelens vormgeven. De vormtechnieken zijn middelen die zijn ingezet. Soms vinden jongeren het jammer om technisch te analyseren. Toeschouwers verwerven kennis over tekstbehandeling en beeldgebruik als decor, attributen en kostuums, speelstijl, licht en geluidskeuzes. Zij onderbouwen meningen en wegen deze tegen elkaar af. Een kritische uitwisseling blijkt zinvol als hen dit leidt naar beter zien en vollediger begrijpen.

Voor wie is dit analytisch beschouwen mogelijk?

Voor onderbouw-VO vormt het een interessante uitdaging als eerste oriëntatie. Enig inzicht in samenhang ontstaat veelal in de tweede fase V.O. tijdens het kunstvak theater.

Inzicht

De vraag: ‘Kun je toelichten waarom je vindt dat …?’, nodigt uit een mening te beargu­menteren. De oordelaars identificeren zich niet met gangbare opvattingen en esthetische criteria. Zij zijn zich bewust dat een voorstel­ling meer lagen heeft en dus tot meer interpretaties kan leiden. De betekenis kun je niet fixeren, het is een interactief proces tussen tijd­geest, (sub)culturele achtergrond en ervaring. Je formuleert en onderbouwt een mening en velt een waardeoordeel op basis van inzicht en smaak, beseffend dat een oordeel beïnvloed is.

Voor wie is persoonlijk gaan staan voor een interpretatie mogelijk?

Voor werkelijk geïnteresseerden met een zeker oordeelsvermogen. Het onderwijs draagt bij aan kennis en ervaring. Iedere theatercriticus  kan onder­bouwen waarom z/hij wel of niet geraakt is. Beschou­wen heeft te maken met esthe­tiek en argumenteren. Jongeren leren begrippen te hanteren om indrukken en meningen te verwoorden voor alle kunsten opdat er waardering voor kunst ontstaat.

Spelenderwijs reflecteren op een voorstelling

Voor inzicht zijn kijkkaarten en vragen zinvol, voor erkenning van de beleving is spel zinvoller. Zowel de verteller als de groepsgenoten die spelen, beleven met de toeschouwers een belangrijke moment opnieuw. Je kunt hiervoor het playbackspel inzetten.

Beschouwende spelvormen

Djabberen          

Spelers spelen een scène sterk vanuit intenties en emoties. Iemand uit het publiek mag ‘stop’ roepen en een interpretatie geven als tolk. De spelers spelen deze interpretatie uit Of bevriezen, indien de interpretatie absoluut de gespeelde intenties niet weergeeft. Ze spelen vervolgens weer door in djabbertaal tot een volgende tolk zich aandient. Als de vertaling klopt spelen zij de scène af in het Nederlands.
Deze vorm leent zich goed voor situaties waarin iets belangrijks staat te gebeuren. Het gissen over de afloop en het welles-nietesspel houdt de gemoederen bezig. In samenspel met het publiek kan de djabbertaal uitgroeien tot groot klankbord voor die gemoederen en is ieder vrij om naar eigen goeddunken te interpreteren.

Commentaarspel    

Spelers herspelen scènes uit een voorstelling of film naar eigen smaak en voorkeur, al dan niet met een uitstap naar het publiek: vindt u dit ook, heeft u verdere aanvullingen?
De jongeren zijn naar een voorstelling geweest. Ze zijn uitgedaagd door de begeleider theater om hun commentaar door middel van herspelen van scènes duidelijk te maken.

Tableau vivant         

Een groepje vormt een portrettengalerij waarmee zij aandacht vragen voor zwervers. Dagelijkse situaties komen ermee in beeld: van douchen en schone kleren, verkopen van de straatkrant, in kroeg met kameraden, eten uit de afvalbak.
Een andere groep geeft een week later het publiek een voorproefje van een popconcert. Dit levert beelden op van zwarte handel in entreekaartjes, fans in extase, wachtenden voor de hekken, die hun tijd kaartend doorbrengen.
Het tableau vivant is een geschikte vorm voor reflectie. Door de rust van het ontwerpen in overleg met elkaar, versterkt vormgeving inhoud en daarmee bewustwording. Bij opstart en afsluiting van een project tonen jongeren hierdoor hun kijk op het thema. Hierdoor geven zij een aardig beeld van veranderde inzichten.

Ubbergen, update winter 2021