Hoe roep jij het voorstellingsvermogen op dat jongeren nodig hebben om zich bepaalde leerstof, een thema, een culturele traditie, een te interviewen persoon voor te kunnen stellen? Schilder je al vertellend de luisteraars iets voor ogen dat ze zelf creëren/zien of bepaal je spelend hun voorstellingsvermogen in je houding, kleding, acties en reacties? Wanneer kies je voor in zekere zin abstracte verwijzing (woorden), wanneer voor concretisering (spel)l?
Zo ook inspireren jongeren elkaar als je hun hobby’s, expertise, interesses, surfgedrag ontdekten hen hierin het podium biedt. Ze enthousiasmeren hun leeftijdsgenoten, gebruiken dezelfde woordenschat en inspireren met filmpjes, foto’s, muziek e.a. informatie. Als hun verbeelding – voorstellingsvermogen wordt aangesproken, lopen velen warm voor een uitdaging.
Hoe roep je iemands verbeelding op?
- het voor ogen schilderen van een onbekende situatie,
- hen uitdagen vragen te stellen
- tips geven zonder concreet voor te zeggen, geef hen de keuze
- ruimte scheppen voor halve woorden omdat ze kunnen vermoeden, aanvoelen
- laat toepasselijke muziek klinken
- toon beeldend materiaal: toepasselijke foto’s, attributen, maskers
- kleed de groepsruimte in een bepaalde sfeer aan
- speel zelf een rol (zoals een aangevende clown) die hen nodig heeft.
Voorbeeld (ig) begeleiden
Begeleiden is dus niet concreet voordoen (mimen) of voorzeggen, maar hints geven waarmee zelf aan de slag gaan. We geven een voorbeeld aan de hand van een pen die de kring rondgaat en waarvan ieder iets anders moet maken. Voor hen bij wie tijdens het verzinnen echt een aarzeling ontstaat, kan een opmerking helpen.
- Plaats het bekende (een pen in dit voorbeeld) in een andere context: Het zit in een dokterstas (injectiespuit).
- Reik werkwoorden aan waarmee meer associaties mogelijk zijn: Je kunt ermee zwaaien (vlag, roe, thermometer, stokje van de dirigent).
- Verander
- het voorwerp qua grootte: groter of kleiner (boomstam, spijker)
- de temperatuur: warmer, kouder (lucifer, ijsco).
- het materiaal: het is van metaal, hout, er zitten haren aan (schroevendraaier, knuppel, lijmkwast).
- Voeg aan het voorwerp een eigenschap toe: je kunt erop zitten, ermee lopen, ermee eten, het is eetbaar (wip, wandelstok, bestek, friet).
- Voeg een bijvoeglijk naamwoord toe: De zware .., vederlichte .., gouden .(gewichtsbalk, pijl, veer).
Zo is het ook inspirerend hen uit te dagen vanuit een houding van: ik weet het niet
- Hoe zou jij ….. ( verdrietig, brutaal, kwaad) spelen?
- Kun je me helpen deze … (onverwachte, onbegrijpelijke) situatie uit te spelen?
- Hoe zie jij een … (rijke stinkerd, een dakloze )voor je ? Speel haar eens.
- Willen jullie mij laten zien hoe …( in de problemen zit, waarvan z/hij in de wolken is)?
- Een … (puber, spijbelaar) kunnen jullie me veel beter laten zien, maak er eens een scène samen
Valkuil voor de begeleider:
- uit enthousiasme voor eigen ideeën, geef je er teveel en bied je jongeren geen kansen, waardoor hun voorstellingsvermogen onvoldoende ruimte krijgt.
Een scala aan talenten zien
Een scala aan talenten is in iedere groep aanwezig, ieder wil daarin erkend worden. Sluit je spelopdracht daarop aan en daag ze vandaar uit. Specifieke groepskenmerken, de actuele schoolsfeer. Waarnemingsvermogen is een onontbeerlijke beroepskwaliteit én als inspiratiebron én als informatiebron voor de begeleider.
Passie
Onderzoek heeft passie nodig om het onmogelijke of onvoorstelbare waar te maken. Het ritme van werken is daardoor zeer gevarieerd van schijnbaar niets doen tot fanatiek verslaafd zijn en gestaag doorwerken. Als jij dergelijke ontstaansprocessen zorgvuldig begeleidt ontstaan er pareltjes.
Twee belangrijke pijlers waarop goed onderwijs rust, zijn:
- weten wat er leeft in de groep
- onderzoeken hoe je iedereen er bij betrekt.
Ubbergen, update winter 2021