Inspringspelen zijn spelen waarbij je inspringt op een moment dat voor jou de situatie duidelijk is en je daarop reageren wilt. Zonder overleg springt iemand in vanuit een spelidee of interpretatie van een spelstart. Anderen kijken, interpreteren, springen in en spelen van daaruit mee. Het inspringspel start vanuit kaartjes (Waar, Wat, Wie), houdingen, een muziekfragment, een voorwerp, spreekwoord, filmfragment of uit een spelersactie.
Voorbereiding
Ontwerp inspringkaarten voor twee personen, dus een startgegeven en een inspringgegeven. De tweede speler moet de situaties herkennen om mee te spelen.
Vanuit beroepen en sporten is het gemakkelijk om herkenbaar spel te spelen.
Verzamel vijf muzikale intro’s op een bandje, die jongeren inspireren tot inspringen.
Ontwerp inspringkaarten vanuit situaties en handelingen.
Schets houdingen die als inspringkaart dienen.
Speltraining
Introduceer het inspringspel, bijvoorbeeld door te telefoneren met enkelen uit de kring. Vervolgens bel je bij verschillenden aan en mogen ze ‘open doen’ en met je meespelen. Ten slotte vraag je ieder in te springen, als voor hen duidelijk is waar je bent, wie je bent en wat je aan het doen bent. Spelregel: als jij gaat zitten, gaan zij ook zitten. Ze mogen kort allemaal tegelijkertijd meespelen, na een minuut ga je zitten. Je start enkele keren en als niet iedereen op de vloer meespeelt, daag je met name de zittenblijvers uit vanuit je rol. Bijvoorbeeld:
De ramen van het hele ziekenhuis moeten gewassen, dat red ik nooit vandaag.
Wie verkoopt er vandaag voor mij op de markt? Is de groenteboer er al?
Spelsituatie
Introduceer de speelkaarten en leg de spelregels uit. Ieder die een startkaartje heeft mag om de beurt beginnen. De anderen letten goed op om te ontdekken wanneer ze mogen inspringen.
Variaties in spelregels:
Er mogen drie spelers op de vloer, dus steeds speelt de eerste zich eruit, als nummer 4 mee komt spelen;
1 start, 2 versterkt de ontstane spelsituatie, 3 creëert een probleem, 4 versterkt dit en 5 lost het op;
1 start een probleem, 2 tot en met 4 vergroten het probleem. Wanneer de verwikkelingen duidelijk zijn, komt pas nummer 5, de verlossende engel met een deus ex machina;
iedereen springt in en speelt gelijktijdig, waarbij sommigen een rol nemen om in momenten zicht te geven op het geheel (als butler, journalist, roddeltante).
Nabespreking
Waren de startgegevens duidelijk?
Welke niet en waardoor kwam dat?
Evaluatie
Leverde de opdracht interessant spel op?
Waar lag dat aan?
Welke problemen of vragen leverden het spel op?
Hoe zijn die problemen met begeleiding op te lossen?
Forumtheater
Het inspringspel kent een productievariant: het forumtheater en het onzichtbaar theater. Augusto Boal introduceerde beide in Nederland. In ‘Leerlingen maken theater’ zijn deze voor het middelbaar onderwijs beschreven. theater Formaat maakt je vertrouwd met zijn werkwijze.
Intro:
Vertel een verhaal over die keer dat je de auto in de prak reed. Je verhaal begint met een enthousiaste start in je nieuwe auto en heeft verschillende emoties. Soms wissel je vertellen af met spelen.
Bespreken
Waar besteedde ik aandacht aan? Wat voor effecten had wat? Wanneer werd het waardoor spannend? Hoe kwam de verbeelding tot leven? Kan het spannender – zo ja hoe dan? Welke momenten speelde ik? Waarom koos ik die momenten? Had ik ook andere momenten kunnen spelen? Wie wilde op een gegeven moment meespelen? Hoe kan dat zonder dat je het verhaal verandert?
Training
De halve groep staat verspreid op de spelvloer en ieder heeft een toeschouwer uit de andere helft van de groep. Jongeren krijgen even tijd om een verhaal met een duidelijke ommekeer en bijbehorende emoties te vinden. Als toeschouwer luister je en springt soms in en uit om even mee te spelen, zonder dat je het verhaal verandert. Je ondersteunt slechts de verteller en versterkt zo mogelijk de ommekeer in het verhaal.
Bespreken
Welke momenten waren goed voor jou om in te springen en waardoor kwam dat: speelde de verteller een emotie uit?; werd het spannend?; maakte ze jou nieuwsgierig?; speelde ze iets, terwijl jij wist dat ze eigenlijk wat anders bedoelde? Hoe vertel en speel je samen een spannend verhaal?
Spelsituatie
Bedenk een verhaal waarin je met zijn tweeën het verhaal vertelt en speelt, en waarin het verhaal duidelijk een wending krijgt. Neem het publiek mee in de verbeelding, zorg dat je beiden een keer alleen en een keer met zijn tweeën uit het verhaal stapt en kort speelt. Bespreek wat vooral belangrijk is, wanneer je samen zo meteen het verhaal vertelt. Hoe weef je het beste de ommekeer erin of laat je die ontstaan?
Bespreken
Welke verhaal nam je mee in de verbeelding? Hoe kwam dat ? Wat voegden de personages toe aan het verhaal? Waardoor was hun samenspel een verrijking van het verhaal? Wie hadden er mooie wendingen? Wat voegen de wendingen of het overgaan van vertellen naar spelen toe?
(vrij naar Stefna Houtsma)
Ubbergen, update winter 2021