Een spelcompositie is:
een compositie van opdrachten
die door onderzoek en improvisaties
naar een climax voeren van een gezamenlijke presentatie.
Compositie
In de kunsten componeert ieder medium. Bij beeldend en muziek wordt de term als zodanig gebruikt, bij dans en drama hanteert men de term choreografie en dramaturgie. Het gemeenschappelijke valt te herleiden tot een samenhang aanbrengen tussen (dis)harmonische onderdelen. De term “compositie” accentueert de nauwkeurige opbouw van opdrachten. Zij bieden zowel duidelijkheid als interpretatiemogelijkheden, waardoor spelers de ruimte krijgen voor eigen inventiviteit. Denk aan de verschillende uitvoeringen van bijvoorbeeld Hamlet of van de Johannespassion. Zo ook kunnen de spelcomposities op vele manieren worden uitgewerkt. Het oogmerk daarbij is: maatwerk voor jongeren.
Onderzoek
Een spelcompositie beoogt interactie door alle betrokkenen met inzet van onderzoeksgegevens voor de ontwikkeling van een product. Dit kan zowel een maquette, lezing, toneelscène, dans, concert als een totaal interactieve podiumtentoonstelling[1] zijn.
Improvisatie
Ieder medium hanteert de improvisatie als een mogelijke ontwikkelingsweg naar het product. Bij dans en drama is de term vertrouwder, maar iedere kunstenaar en wetenschapper herkent in het ontwikkelingsproces het balanceren tussen experimenteren, de rol van het toeval en het technisch trainen of realiseren; het zoeken naar de vorm waarin alle elementen elkaar ondersteunen en aanvullen. Zo laat Rembrandt in de verschillende stadia van zijn etsen, door toevoegen en weghalen, het vorm zoeken zien. En neemt een hedendaags natuurkundige de toehoorders mee in haar experimenten om de uitkomst ervan te zien in het geheel van haar onderzoek.
Climax
De compositie (van: beeldende elementen, toonzetting, spanning door tijdsdruk, geheim of verrassing, op te lossen problemen, te maken keuzes) beoogt iedere speler bij het onderzoek te betrekken en tot een of meerdere hoogtepunt(en) te voeren.
Improviseren vanuit de stoelstructuur
Improviseren gaat alle kanten op. Je kunt van tevoren een bepaalde richting uitstippelen. Veel meer dan de richting waarin jongeren het thema gaan verkennen, mag er vooraf niet vastliggen. Anders is er geen sprake meer van improviseren.
Afhankelijk van je doel met het thema, geef je jongeren al dan speelvrijheid. Wil je de spelers namelijk spelenderwijs zich laten verdiepen in een rijk verhaal, dan is ervan afwijken niet zinvol. Wordt de thematiek meer beleefbaar en inzichtelijker door eigen inventiviteit, dan is het zinvoller hun speelruimte te bieden. Wel moet je het eigenlijke brandpunt van het oorspronkelijke verhaal centraal houden voor je spelers.
De stoelstructuur
Als je niet vertrouwd bent met groepssamenspel is deze structuur zeer ondersteunend. Het principe is eenvoudig: je zit op de stoel als je vertelt. Je gaat van de stoel als je een verhaalgedeelte speelt. Je keert terug naar de stoel, als je weer doorvertelt of verzint met de jongeren. Gavin Bolton ontwierp deze structuur.
Je zit op de stoel en vertelt het begin van het verhaal. Je stelt de eerste categorie vragen;
Vragen die ze vanuit de verhaallijn beantwoorden: Hoe ziet de kamer van X eruit?
Speel een rolmoment;
Keer terug naar de stoel en ga over op de tweede categorie vragen;
Vragen die ze niet meer als luisteraar, wel als rolfiguur beantwoorden: X, wat wil je vragen?
Je vertelt verder en gaat over op de derde categorie vragen;
Vragen die de verhaallijn doorbreken: X, ga je wel?
Nu begeef jij je op glad ijs. Je suggereert een totaal ander vervolg. Jij moet daarop inspringen, in eerste instantie vertellend en zo mogelijk met spelopdrachten voor de spelers.
Met een speler speel je samen een verhaalfragment.
Je keert terug en verzint verder; gaat weer van de stoel af en speelt met een speler een verhaalfragment;
Keer terug naar de stoel en overleg weer;
Speel met een gedeelte van de groep, keer terug naar de stoel en verzint verder;
Je speelt met de hele groep een verhaalfragment. Ieder keert terug naar zijn of haar stoel;
Beëindig het verhaal vertellend of in samenspraak met de jongeren.
Hoe vaak je op momenten zelf meespeelt is van de situatie afhankelijk: stimuleert het zelf spelen hun spel? Is het nodig om het spel te verhelderen, te intensiveren, bij te sturen in de richting die de spelers eerder aangaven?
De stoelstructuur
Ze is zowel voor afwijkende als verhaalgetrouwe improvisaties in te zetten. Hier beschreven stappen zijn niet altijd allemaal nodig. Als beginnend docent experimenteer je zodoende veilig. Voor de jongeren lijkt het alsof je samen vertellend een verhaal verandert, dat je afwisselt met af en toe een speelmoment. Naarmate je ervarener wordt, groeit het uit tot een totale groepsimprovisatie. Voor de jongeren blijft de structuur helder: na iedere improvisatie gaat ieder terug naar de stoel en jij weeft de vondsten van de groep in de bestaande verhaallijn. Redenen kunnen zijn: een rumoerig spelmoment, na een hoogtepunt of om welke reden dan ook. Terugkeren naar de stoel is teken van luisteren naar het verhaal.
Improviseren vanuit een verhaal met behulp van de stoelstructuur
Kies een verhaal geschikt om met een groep uit te spelen. Dat vraag dus om handelingen en dilemma’s. Bepaal momenten van onderbreken voor vragen en improvisaties. Ontwerp verschillende soorten vragen die leiden tot meegaan in lijn met het oorspronkelijke verhaal of er juist van afwijken.
Vragen die
- jongeren vanuit de verhaallijn beantwoorden, bijvoorbeeld welke boodschappen moet je vandaag doen?
- niet meer als luisteraar, wel als rolfiguur beantwoorden, bijvoorbeeld ‘meneer kunt u me vertellen welke kant ik op moet?’
- vragen die de verhaallijn doorbreken, bijvoorbeeld ‘ze had een beter plan. Weet jij welk?’
Ontwerp ideeën voor improvisatie
Voor ieder tegelijk in groepjes, met de helft van de groep en de hele groep.
Het doel wat je met het spel hebt is hiervoor leidraad Simpel gezegd, als je het thema ‘kou’ aan de orde wilt stellen, kom je niet met een cruise in Hawaï terecht (ev psychologische kou). Laat binnen jouw marges voldoende ruimte voor de inbreng van spelers. De eerste keren is het oefenen in het leiden en begeleiden van thematisch improviseren. Je ontdekt de haken en ogen en ook hoe die zijn op te lossen.
Speltraining voor jezelf
Speel met een groep een verhaal uit en houd het voor jezelf zo veilig als je wilt. Het mag een voor de anderen bekend verhaal zijn. Er hoeven geen grote verhaalafwijkingen te ontstaan en evenmin hoeft ieder tegelijkertijd te spelen. Zelfs niet in een halve groep. Speel vooral met de stoelstructuur, zodat je die steeds vrijer kunt gaan toepassen.
Je begint te vertellen en onderbreekt je verhaal met vragen. Deze dagen uit tot steeds meer ruimte nemen voor eigengereide antwoorden. Ze prikkelen tot het creëren van de eigen verbeelding.
Er zijn spelcomposities aan te vragen voor Basisonderwijs en onderbouw – bovenbouw V.O.
- Dodo de knuffel (groep 1-2), Sneeuwwitje (groep 3-4), Rinne de dochter van de strandjutter (groep 4-5), Je naam moet je verdienen (groep 5-6 -7) Op ontdekkingsreis (groep 7-8), Komittan (groep 7-8)
- Nepvrienden en Taste of Honey voor onderbouw V.O.
- In het kader van CKV II: Rudolf van Coevorden (M.E.), Willem Fredrik en Albertine Agnes (Hofcultuur), Annemaria van Schurman (Burgerij), Louise Aubry d’Arancey (Romatiek en Realisme), Homo Ludens (Moderne Tijd), Ferry Goedhart (Massacultuur) (NNIK project 2004)
Handreikingen voor het realiseren kunnen eveneens opgevraagd worden en wie zelf een spelcompositie wil ontwerpen krijgt daarvoor handreikingen.
Ubbergen, update winter 2020