Als je nu beslist
niet zonder woorden kan
schuw hun geredeneer
schuw zelfs de adjectieven
schuw ze allemaal die het zo wéten
schuw dat tweedehands
laat het water helder wezen
schuw het inktvisje
dat Zelf heet
hij maakt het water troebel
dat dichtertje op toneellaarzen
soep met spin erin
stuur weg het ventje
dat zich wringt tussen oog en ding
zeg het beeld alleen
laat het water helder Uit: Ik ga maar en ben door J.C. van Schagen
Gedichten zijn vaak taaljuweeltjes die in notendop een rijkdom aan beelden en klanken bieden. Juist omdat een gedicht relatief kort is, vraagt het veel tijd. Een verhaal dat verteld wil worden, is geconcentreerd in compacte, veelal niet-alledaagse taal. Het vraagt rust en aandacht om beelden te zien en klanken in en tussen woorden te horen. Herhalen en van buiten leren zijn daarom zinvol. Jongeren voelen zich eerder aangetrokken tot rappen; gebruik het rappen als opstap naar gedichten. Rappen is beknopt en vaak directer van taal, gedichten zijn vaak poëtischer en vertoeven meer bij een thema.
Gedichten selecteren
In de bibliotheek vind je gedichtenbundels; lees hier en daar steekproefsgewijs. Kies en leen enkele bundels om nader te bekijken op bruikbaar materiaal. Of vraag een collega Nederlands naar geschikte gedichten voor de onderbouw. Selecteer een of meer gedichten, bedenk hoe je jongeren ermee boeit, in welk kader je het aan de orde stelt. Bedenk wanneer en waarom je het wel/niet wilt uitspelen met jongeren. Ontwerp hiervoor opdrachten.
Fysiek:
Leent het gedicht zich voor een tableau? Is een gedeelte in een bewegingsassociatie om te zetten? Zijn bepaalde handelingen essentieel en voortdurend te herhalen in opklimmend of vertragend ritme?
Spel:
Werkt een interview met de hoofdrol verdiepend? Of een omzetting in dialoog?
Geluid:
Voegt een geluidscollage iets toe? Is op zoek gaan naar toepasselijk muziek zinvol?
Decor:
Is een opdracht tot decorbouw of achtergrondschildering versterkend?
Licht:
Hoe zijn (kleur)spots sfeerversterkend in te zetten?
Gedicht kiezen
Jongeren kiezen een gedicht uit je aanbod. Ze lezen dit enkele keren. Wijs hen op klanken, beelden, ritmen en woordspelingen. Laat hen de zin zoeken die voor hen de kern van het gedicht weergeeft. Voor deze kernzin ontwerpen ze in subgroepen een beeld of bewegingssequentie. Ze maken daarbij gebruik van een of meer attributen, een schilderij, een of meer handelingen. Deze kleine decortjes bouwen ze gelijktijdig langs de kanten van het spellokaal. In dit decor oefenen ze het gedicht (één van de groep declameert het hele gedicht of een paar jongeren ieder een strofe ). Ze krijgen aanwijzingen van groepsgenoten wat betreft tekstzegging – spel – decor – geluid en licht. Een spot zet steeds het betreffende decor in het licht. De groep verplaatst zich na iedere presentatie naar een volgend decor waar een gedicht klinkt.
Nabespreking
Wat laat het decor zien? Ondersteunt het decor het gedicht?
Versterkt de manier waarop een speler voordraagt het gedicht of leidt het af van de inhoud?
Is de tekstzegging natuurlijk? Liggen er emoties in de stem? Zijn deze storend of versterkend?
Komen de woordspelingen duidelijk over?
Zijn de stiltes adequaat? Komt het ritme tot leven?
Ubbergen, update winter 2021