Collagevoorstelling

Uit korte verhalen, goede improvisatievondsten, favoriet lied, bewegingsexperiment, mooie resultaten van handenarbeid, een jonglerende speler stel je een voorstelling samen. Na een eerste vormgeving en onderlinge presentatie inventariseer je met de jongeren wat ze willen uitwerken.
Naast inhoud bepaalt afwisseling in: groeps- en solistisch optreden; verbaal en non-verbaal; spel met volle vaart en rustig, subtiel spel; momenten waarin het publiek meespeelt of -zingt, alleen kijkt en luistert; de volgorde.
Integreer andere vakken. Groep A levert commentaar op een krantenartikel (maatschappijleer). Tromgeroffel of zingende zaag (muziek) ondersteunen spannende momenten . Groep B voert het leven in een bepaald land ten tonele met enkele scènes.  Hierin versterkt groep C een feestelijk moment met een streetdance (dansexpressie). Tijdens het wisselen van decor voor een volgende scène vertoont een rondreizend circus  gymnastiek oefeningen (groep D).  Groep E toont resultaten van tekenen/handvaardigheid in een museum. Eventueel plaats je alles in eenzelfde thema of land.

Een documentaire

Dit is een thema collage en leent zich uitstekend als een groep projectmatig aan het werk is geweest en wil presenteren. Kies vanuit ervaringen met je spelersgroep en je inschattingsvermogen op haalbaarheid: wat zou kunnen, wat vinden ze leuk. Geef jongeren tijd om zelf met inhouden en vondsten te komen.  Selecteer de voorstellen ook op aantrekkingskracht voor publiek. Bepaal wat je door wie laat uitwerken en uitvoeren. Bepaal een volgorde, zodat er een programma ontstaat. Wissel de ideeën uit met collegae  en kom tot taakverdeling: wie neemt welk groepje en gaat welk idee uitwerken? Bespreek vormgeving. Bepaal op welke manier de onderdelen in elkaar overgaan of hoe een spreker ze aan elkaar koppelt.  Ieder gaat aan de slag. Verzamel de oogst en ga aan het regisseren.

Monologen

De jongeren kiezen een van onderstaande opstartmonologen ter inspiratie en gaan ermee aan de slag. Ze bedenken: Wie E … ben ik, Wat… is er, Waar … ben ik, en onderzoeken de tekst op de betekenis voor hen. Ze mogen de tekst aanpassen of uitbreiden en leveren dan de definitieve tekst die zij willen spelen in.
Afhankelijk van wat eerder getraind is, geef je hun aandachtspunten waarop ze in de voorbereiding moeten letten. Ze krijgen enkele weken de tijd om eraan te werken en in de lessen begeleid jij degenen die erom vragen.
Keuze uit: goede concentratie, begin, midden en einde, houding en fysiek spel, volume en articulatie, gebruik van stiltes, geloofwaardigheid; toepassing van mise-en-scène, decor- en materiaalgebruik, tekst vastheid, originaliteit, kloppend spel met de uitwerking, inlevingsvermogen, timing, focus, presenteren voor publiek.
De aandachtspunten in de voorbereiding zijn bij de presentatie je beoordelingscriteria.

Startzinnen voor een monoloog

IK: Ze zeggen dat ik heel erg op mezelf gericht ben;
ZORGEN: Ik maak me zorgen over alle vervuiling en vergiftiging van het milieu;
KOPIE: Ik ben een kopie van mijn ouders;
VOETBAL: Dom gedoe, tweeëntwintig man achter een bal aan op een gifgroen grasveld;
HOUDEN: Iedereen houdt van me, begrijp jij dat?
NIKS: De vraag is het antwoord, het antwoord is niet de vraag.

(vrij naar Karien de Baat)

Maskerade

Vorm groepjes van drie tot vijf  op grond van een thema, waarvoor ze een scène ontwerpen waarin het hoofdpersonage twee gezichten heeft. De scène verloopt van negatief naar positief of andersom. Het personage dat de wending veroorzaakt, draagt een masker, haar ware gezicht zie je niet. In samenspel met anderen komt een andere karaktertrek of het eigenlijk motief voor iemands gedrag aan het licht. De complimentjesgever wil iets van een ander, de vrek blijkt een grote dierenvriend, de vredesmissie verandert in oorlog. Vanuit de plot die ze bedenken, komt ieder groepje tot rollen, situatie, spelinhoud. Ze verdelen de rollen, kiezen maskers en kostuums en gebruiken eventueel digitaal materiaal. Ieder groepje vraagt iemand voor techniek van licht, geluid, mediapresentatie tijdens de voordracht. De jongeren krijgen enkele weken de tijd om eraan te werken. Kies voor bestaande maskers en kostuums of laat jongeren alles zelf ontwerpen in samenwerking met de docent beeldend.

Musical

Alle vormgevingssuggesties zijn mogelijk. Het specifiek muzikale of dansante gedeelte valt buiten het bestek van dit boek. Wel geven we enkele tips om het spel te verlevendigen. Jongeren kiezen liederen en een rol van waaruit ze het lied zingen (eventueel gedeeltelijk zeggen). Plaats het lied in een speelbare situatie en laat medespelers in stil spel de situatie vormgeven. Ze laten zich inspireren door filmclips, tonen hun eerste pogingen aan elkaar en bespreken verbeteringen. Sleutel aan de overgangen tussen zingen en spelen, zodat de voorstelling natuurlijk doorstroomt.
Een zangkoor zingt in driedimensionale theatrale tableaus, de koorleden verschuiven in de loop van het verhaal naar een andere plaats op het podium. Dit kan met kleine pasjes en nauwelijks beweging, op een tijdstip dat andere spelers aandacht krijgen. Het tegenovergestelde kan ook: juist groots en nadrukkelijk. Op het ritme van het lied ontstaat in staccato bewegingen een volgend tableau.

Meer Tips

Spelers lopen ritmisch als een personage uit een bepaald lied. Zij onderzoeken typerende loopjes en ritmes voor hun rol; instrumenten begeleiden de bewegingen.
Een lied ontstaat vanuit ritmische tekstzegging, wordt tot lied en keert weer terug in ritmische tekstzegging.
Tijdens het zingen van een lied ontstaat een serie ‘climaxtableaus’.
Spelers handelen in rol op het ritme van het lied dat ze zingen.
Jongeren maken uitstapjes op de verhaallijn, maken er een eigen lied bij. Terugkeren naar het oorspronkelijke script kan altijd nog.
Een scène komt op film en het koor levert er zingend commentaar op.
Poppen-, schimmen-, masker- of hoorspel vult het spel aan.
Delen van de tekst worden door djabbertaal geheimzinniger, muzikaler, expressiever.
Het publiek zingt een refrein mee, er hangen vellen papier met tekst aan de zaalwanden.

Speltraining

De jongeren kiezen liederen en een rol van waaruit ze het lied zingen (eventueel gedeeltelijk zeggen). Plaats het lied in een speelbare situatie en laat medespelers in stil spel de situatie vormgeven. Ze laten zich inspireren door filmclips. Ze tonen hun eerste pogingen aan elkaar en bespreken verbeteringen. Sleutel aan de overgangen tussen zingen en spelen, zodat de voorstelling natuurlijk doorstroomt.                            (vrij naar Karien de Baat)

Forumtheater

zie samenspel